Archeologisch veldwerk levert tastbare sporen op van het verleden, maar welk verhaal hoort daarbij? Daar houden archeologische specialisten zich mee bezig. “Vergelijk het met forensisch onderzoek,” vertelt Jan-Willem Oudhof die het archeologisch onderzoek leidt namens de Alliantie Markermeerdijken tijdens de dijkversterkingswerkzaamheden. “Je bekijkt allerlei sporen op de crime-scene, bij ons heet dat een site. Op basis van die sporen probeer je een reconstructie te maken van wat daar gebeurd is. Bij forensisch onderzoek gaat het over een misdrijf, bij ons over wat mensen op zo’n plek vroeger gedaan hebben.”
“Een specialisme binnen de archeologie is dendrochronologie. Een dendrochronoloog doet jaarringenonderzoek in hout. Aan de houten palen in de dijk kun je namelijk precies zien hoe oud het hout is en waar het vandaan kwam. Een boom groeit door ieder jaar een jaarring aan te maken: bij een goed jaar een dikke ring en bij mindere jaren dunne ringen. Die opeenvolging van dikke en dunne jaren blijkt net zo uniek als een vingerafdruk. Hout bevat dus een vingerafdruk van de tijd waarmee je het op het jaar en zelfs op het jaargetijde nauwkeurig kunt dateren. Door informatie over de jaarringen van levende bomen, hout uit oude gebouwen en die van archeologische opgravingen te laten naast elkaar te leggen is het mogelijk hout tot vele duizenden jaren terug te dateren. Deze jaarringkalender gaat in Nederland terug tot in de bronstijd.”
Enorme hoeveelheden hout
“Je kunt ook zien waar de boom gekapt is. Er is verschil in hout uit Noorwegen, Zweden of van de Utrechtse Heuvelrug, vanwege de klimaatverschillen. Zo weten we dat het hout uit de dijken van de Alliantie uit Scandinavië stamt. Er stonden in de 16e eeuw in Nederland niet veel bruikbare bomen meer, die waren vooral gebruikt voor huis- en scheepsbouw. Maar Nederlanders waren goede handelaren. We weten uit archiefstukken dat we niet alleen graan haalden uit het Oostzeegebied, maar ook hout. Voor een dijk heb je enorme hoeveelheden hout nodig. Voor de Zuiderdijk tussen Hoorn en Enkhuizen zijn tussen 1683 en 1807 meer dan 372.500 balken gebruikt. Die moesten allemaal per schip gehaald worden, en dat was een hele klus. Het gaat om honderdduizenden scheepstransporten.”
Archeoloog Jan-Willem Oudhof:
Hout bevat een vingerafdruk van de tijd waarmee je het op het jaar nauwkeurig kunt dateren