DE KAPITEIN VAN HET MARKERMEER
De Kapitein ontmoet Hoornse dijkbewoners
Van links naar rechts: Ton Kuipers, Hilde van Zuilen, kapitein Rohald, Jan Smit
Als Kapitein van het Markermeer ging ik op 10 maart even polshoogte nemen bij de opening van het eerste gedeelte van de dijkversterking dat werd opgeleverd bij Hoorn. Daar sprak ik met bewoners Hilde van Zuilen, haar man Ton Kuipers en hun schuin-overbuurman Jan Smit. Ik was benieuwd: hoe hebben zij de hele dijkversterking ervaren?
Jullie hebben natuurlijk bijna drie jaar reuring voor je deur gehad. Hoe is dat voor jullie geweest? Hilde: “Nou, ik moet zeggen dat de communicatie met de Alliantie heel goed was.” Jan: “Ja, echt perfect. Ik zat in de klankbordgroep, dan krijg je toch wat meer mee dan in de papieren en digitale nieuwsbrief. Ik vind dat ze een goed gehoor hadden voor alles wat werd ingebracht.” Hilde: “Ik heb ook in die klankbordgroep gezeten, puur omdat ik vind dat je niet achteraf ergens over kunt klagen, als je zelf niet hebt willen meepraten. Inderdaad werd overal goed naar geluisterd, maar een aantal dingen is ook níet opgepakt.”
Noem eens een voorbeeld? Hilde: “Nou, ik vind het jammer dat er weinig opgangen zijn voor mindervaliden. Waar bijvoorbeeld eerst de blusdam was, was vroeger ook een toegang naar het water. Nu is daar een trap naar het nieuwe balkon gekomen. Als mensen met een rollator of rolstoel daarheen willen, moeten ze nu helemaal óf naar het begin, óf naar het einde van de dijk. Ton: “Zelf ben ik ook geen voorstander geweest van het feit dat het fiets- en wandelpad aan elkaar vastzit. Je hebt een gladde strook, die is voor de fietsers. En je hebt een smalle strook die licht wit is gemaakt, die is voor de voetgangers. Maar ik vrees dat niemand zich daaraan gaat houden en alles straks door elkaar gaat.” Hilde: “Ja, het is mooi bedacht, maar ik vrees dat de praktijk straks anders gaat uitwijzen. Ik denk dat fietsers aan het begin of het einde, waar nu alleen nog een wandelpad is, willen blijven doorfietsen.”
De kapitein met de Hoornse Stadsdichter Levi Noë.
”Het was mooi theater en wij zaten op de eerste rang”
Ik heb begrepen dat er bij het hele dijkversterkingsproject per dijkvak iemand is die zich speciaal met de communicatie met de bewoners bezighoudt. Konden jullie die goed bereiken? Ton: “Ja, er was veel communicatie en er werd veel uitgelegd. Maar toch gebeurden er soms dingen waarvan je dacht: ‘Waar zijn ze nou mee bezig?' Dan legden ze bijvoorbeeld een hoop stenen neer en de week daarop was een happer bezig om ze tien meter verderop te leggen. Ik heb er technisch natuurlijk geen verstand van, maar ik vond het toch apart.” Jan: “Er waren ook mensen die zeiden: ‘Nou hebben ze zoveel zand gestort en dan halen ze het allemaal weer weg!’ Maar dat was omdat het zand moest inklinken. Dat soort belangrijke dingen hebben ze wel allemaal heel duidelijk aan ons verteld.” Hilde: “Sommige mensen die bij ons voor de deur bleven kijken, snapten ook niet goed hoe het zat met die werkbaan. Die dachten dat de dijk zó breed zou blijven. Dan legden wij uit: ‘Dit gedeelte wordt nu gebruikt om al het materiaal aan te voeren, maar dat wordt straks weer weggehaald.’” Ja, dat is mij ook opgevallen, dat alles buitendijks is aangeleverd, waardoor je veel overlast voorkomt. Een bijzondere oplossing. Jan: “Ja, maar dat kon hier gewoon ook niet anders, want het is hier al zo smal. Anders had je de complete doorgang geblokkeerd.” Hilde: “Het was wel mooi om op die werkbaan te zien wat ze daar allemaal deden met dat zand en zo. Wat dat betreft ga ik het wel missen. Het was mooi theater de afgelopen jaren. En wij zaten op de eerste rang.”