EEN DIJK VAN EEN VONDST
Muraltmuur bij Volendam
Muraltmuur bij Volendam, rechts van de weg
Voorafgaand aan de dijkversterkingswerkzaamheden bij Volendam wordt in de lengte van de dijk om de 100 meter een haakse gleuf gegraven. Civieltechnisch ingenieurs bepalen zo of er geen obstakels in de dijk zitten die de geplande werkzaamheden kunnen belemmeren. Archeologen kijken over hun schouder mee: een eventueel obstakel kan best een archeologische vondst zijn.
Een dergelijke meekijk-aanpak is heel gangbaar, vertelt Jan-Willem Oudhof. Hij leidt het archeologisch onderzoek namens de Alliantie Markermeerdijken. “Ieder archeologisch onderzoek begint achter het bureau. Daar bestuderen we oude kaarten van het gebied waar gewerkt gaat worden. Kaarten uit de zeventiende, of soms zelfs uit de zestiende eeuw. Daarop kunnen we aflezen of er ergens vroeger bijvoorbeeld een sluis heeft gestaan, of een ander bouwwerk. Voor de dijk bij Volendam hebben we daarvoor vooralsnog geen aanwijzingen.” In het buitengebied, dus buiten de bebouwde kom, bestaat bodemonderzoek vervolgens vaak uit proefboringen. Deze laten de samenstelling van de grond zien. “In een dijk zijn boringen meestal niet nodig”, weet Jan-Willem. “Van een dijk weet je wel ongeveer waaruit de grond is opgebouwd.” Proefsleuven, meestal een meter diep, worden vaak gegraven wanneer daar een praktische aanleiding toe is. Zo’n sleuf is een dwarsdoorsnede door de dijk.” Resten van T-stukken Bij Volendam is er sprake van proefsleuven. De voornaamste reden daarvan is dat op oude foto’s van de dijk te zien is dat hier een Muraltmuur heeft gestaan, vertelt Jan-Willem. “Dat was een goedkope vorm van dijkversterking, bedacht door jonkheer De Muralt, die tussen 1903 en 1913 hoofd was van de technische dienst van het waterschap Schouwen.” De Muraltmuren, van amper een meter hoog, bestonden uit betonnen T-stukken die in de kop van de dijk werden ingegraven om overmatige golfoverslag op te vangen. In het hele land zijn er tot ongeveer 1935 honderden kilometers van deze muurtjes aangelegd. Jan-Willem: “Tijdens de watersnoodramp van 1953 bleken ze niet bestand tegen het geweld van het water. Daarna werden ze stukje bij beetje gesloopt, maar in sommige gevallen tikte men alleen het opstaande muurtje weg en bleef het brede gedeelte in de bodem bewaard. Mocht dat hier ook het geval zijn, dan bespreken we wat er de restanten gaat gebeuren.”
Proefsleuf met een muraltmuur onder de overdwarse ‘stoeprand’ (opsluitband)
Rijksmonument
Een opzienbarende archeologische vondst zou dat overigens niet zijn, erkent de huisarcheoloog. “Hoewel de muurtjes wel steeds zeldzamer worden. In Zeeland hebben sommige resterende muurtjes de status van rijksmonument gekregen. In onze omgeving is nog een gedeelte bewaard gebleven op een niet-waterkerende dijk vlakbij het Cees Mantelgemaal. Grappig om te zien, maar dat muurtje is niet erkend als monument. ”
Het Amsterdamse Bureau Monumenten & Archeologie zal de proefsleuf bij Volendam in de gaten houden. “Het is altijd verstandig om een expert mee te laten kijken. Deze kan vrij snel beoordelen of een obstakel een archeologische vondst is of niet. In alle gevallen moet zo’n obstakel worden verwijderd, maar wanneer het interessant is, doe je dat als het even kan voorzichtiger dan met een zogenaamde crusher, die daar wel eens voor wordt ingezet.”
Sowieso is het zaak om oplettend te blijven, vindt Jan-Willem: “Vaak loopt het anders dan je verwacht. Soms denk je op basis van je bureauonderzoek een geweldige vondst te gaan doen en zijn de resten al vergaan, of eerder verwijderd. En het omgekeerde gebeurt ook: dan verwacht je niks bijzonders aan te treffen en doe je een dijk van een vondst!”